Op de pijp met … Frits Persoon
Op de pijp met…
Even pauze. Even op de pijp. Bakkie doen, praatje maken. Met en over bijzondere Westlanders. Westlanders met een verhaal. Over Westlandse waarden, en over heden, verleden en toekomst. Deze keer praten we met: Frits Persoon.
Tekst; Esdor van Elten
Foto’s Ton van Zeijl
Je zou kunnen zeggen dat hij in het verleden leeft. Of er in werkt eigenlijk. Frits Persoon (62) is verantwoordelijk voor het onderhouden van de tuin van het Westlands Museum. Samen met vele vrijwilligers zorgt hij ervoor dat de bezoekers van het museum even een stapje in het verleden kunnen zetten. “Er is veel herkenning bij Westlandse bezoekers, vooral als dat oudtuinders zijn.” Frits is getrouwd met Ria en woont in Kwintsheul. Ze hebben drie kinderen en acht kleinkinderen en zit vandaag bij ons op de pijp.
Ben jij een Westlander met een verhaal en wil je ook een keer bij ons op de pijp komen? Stuur dan een mail, dan neem ik contact met je op.
Tekst: Esdor van Elten foto’s: Ton van Zeijl
Frits, jij werkt lekker dicht bij huis… ?
Ja. Dat vind ik ook wel prettig. Ik ben ook een geboren en getogen Heulenaar. Nooit weggeweest. Ik kom uit een echt arbeidersgezin. Met vier broers en drie zussen thuis. Mijn vader was tuinarbeider, en op latere leeftijd ging hij houten kassen verven, om uiteindelijk zijn loopbaan te beëindigen met het sorteren van tomaten.
En jij bent in zijn voetsporen gevolgd?
Ja en nee. Ik ging naar de Andreasschool in Kwintsheul en daarna de 2-jarige MULO in Poeldijk. Toen had ik niet zoveel zin meer in leren. In die tijd trok er een flinke storm over het Westland met heel veel glasschade als gevolg. Mijn eerste werk was dus glas rapen. Ik heb zo’n drie maanden in de kassenbeglazing gezeten en toen ben ik de tuin in gegaan. Eerst tomaten, later vooral bloemen. Uiteindelijk ben ik samen met Henk Wagenmakers mijn eigen loonbedrijf begonnen: Frienco. Vooral aan het werk in de chrysanten en de potplanten.
Dus toen ging je het hele Westland door…
De meeste van onze klanten zaten in het Westland, We kwamen ook wel in Tinte op de eilanden, en Stompwijk, maar in die tijd maakte ik meer kilometers op mijn race-fiets dan met de auto. We hebben dat tot ongeveer 2003 gedaan. Door alle nieuwe instroom uit het buitenland waren we voor de meeste klanten te duur geworden. Ik heb toen nog een paar jaar als ZZP-er in de serrebouw gezeten. Maar dat is zwaar werk. Sta je ruiten van 100 kilo te tillen, terwijl de jaren toch ook gaan tellen.
Hoe kwam je dan bij het Westlands Museum terecht?
Ik zag de advertentie. Het museum zocht een chef voor de tuin, die tegelijk ook iets aan onderhoud kon doen. In eerste instantie dacht ik: ‘niks voor mij’. Maar ’s avonds ben ik toch maar even gaan kijken. Het is om de hoek, maar ik was er nog nooit geweest. Toen heb ik gesolliciteerd. En tot m’n verbazing wilden ze me nog hebben ook. Inmiddels doe ik het alweer vijf jaar.
Wat doe je daar precies?
Ik ben verantwoordelijk voor het onderhoud van onze historische tuin. Ruim 6000 vierkante meter direct achter het Westlands Museum. Hier laten we zien hoe de tuinen van het Westland er vroeger uitzagen. We hebben fruitmuren met druiven en peren, en we kunnen ook de hele evolutie van de kassenbouw laten zien. Van het schietglas, eigenlijk gewoon glazen platen die voor een fruitmuur werden gezet, via het platte glas naar de echte kassen: de lessenaar, de kopkas, de A-kas, de kniekas en uiteindelijk de warenhuizen. Van klein naar groot, van hout via staal naar aluminium. Wist je dat je ook nog een poosje betonkassen hebt gehad? De moderne warehouses staan overal om ons heen, dus dat vormt een mooi aansluitend decor.
En we hebben ook een klein ketelhuis mét schoorsteen. Die is hier voor de derde keer opgebouwd en komt geloof ik oorspronkelijk uit Poeldijk. En dan staat er ook nog een een schuur, een watertoren, een molentje, en de oude smederij van Schulten uit Kwintsheul. Die willen we deze winter wat meer gaan opknappen. Eén van onze vrijwilligers werd helemaal enthousiast toen die het zag.
En je hebt heel veel planten natuurlijk…
Uiteraard. We willen hier zoveel mogelijk diversiteit laten zien van wat er vroeger, zeg vanaf ongeveer de jaren 30 van de Twintigste Eeuw, allemaal werd geteeld in het Westland. Groenten, fruit bloemen, van alles wat. Druiven uiteraard, in meerdere soorten, en aalbessen, asperges, kruisbessen, Verschillende soorten kool, noem maar op. Het liefst gebruiken we oude rassen. Een bedrijf als Vreeken uit Dordrecht kan die soms leveren. Maar we krijgen ook planten en zaden via sponsoring in natura, door bedrijven als Grootscholten. Dat zijn dan uiteraard moderne rassen. We zijn blij met alle dingen die we kunnen krijgen, dus als een teler plantjes over heeft, kunnen ze die altijd hier kwijt. Alles bij elkaar kunnen dus heel veel verschillende dingen laten zien. Ook ‘vergeten’ gewassen zoals schorseneren, pastinaak en rammenas, de witte komkommer en de Westlandse suikermeloen en warmoes, oftewel snijbiet.
Zesduizend vierkante meter tuin onderhouden. Dat is aardig wat werk… Vooral omdat we vrijwel alles met de hand doen. Gelukkig hoef ik dat niet alleen te doen. Ik krijg hulp van ruim twintig vrijwilligers. Sommigen komen een keer in de week, sommigen vaker. Soms zijn het oud tuinders, die hier een stuk herkenning vinden. Maar allemaal zijn het mensen die zich verdienstelijk willen maken en het belangrijk vinden dat dit in stand blijft. En ieder heeft z’n eigen specialiteit en liefhebberij. Niek de Fockert bijvoorbeeld heeft een pruimenboom ‘geadopteerd’. Hij dunt ‘m, plukt ‘m en van de pruimen maakt hij weer taart die we bij de koffie opeten. Kees Mijnders, inmiddels al in de zeventig, verzorgt de tegelpaden. En ik noemde al die nieuwe vrijwilliger die graag met de smederij aan de slag wil. Geweldige mensen, zonder wie het museum het niet zouden redden. Een leuke groep ook samen.
Wat gebeurt er met de opbrengst van de tuin?
Een deel verkopen we in de museumwinkel. We staan ook wel op streekmarkten en er zijn echt mensen die speciaal voor onze oude gewassen als schorseneren komen. En natuurlijk krijgen ook onze vrijwilligers regelmatig een maaltje mee. In de winter hebben we natuurlijk maar weinig staan, dus dan is de museumwinkel qua groenten en fruit ook praktisch leeg. We hebben wel kassen, maar verwarming gebruiken is onhaalbaar, dus uiteindelijk blijven we seizoensgebonden.
Leeft deze tuin een beetje in het Westland?
We hebben dit jaar wel weer meer bezoekers. Maar we horen toch nog vaak: ‘ik wist niet dat dit hier was’. Maar zijn ze eenmaal hier, dan is er veel herkenning. Dan horen we ‘zo rook de schuur bij ons vroeger ook’. Het museum staat dicht bij de mensen. Het is hun eigen geschiedenis. Als kind ging ik met m’n vader mee en liep ik in precies zulke tuinen.
Ga je er nog lang mee door?
Ik ben nu 62. Zolang de gezondheid goed blijft, waarom niet? Ik geniet er echt van. Vooral in de lente. Als alles weer begint te groeien. Wanneer de zon net op is, de vogels beginnen te fluiten en je alleen in de verte de eerste auto’s hoort en verder niets. Dan is het hier schitterend.
Heb je ook nog tijd voor andere dingen?
Gelukkig wel. Mijn grootste hobby is een of meer daagse tochten fietsen met mijn vrouw Ria En verder ben ik samen met Paul van der Knaap en mijn vrouw Ria bezig met het opzetten van een nieuw zangkoor in Honselersdijk. Ik heb jaren op een smartlappenkoor gezeten, maar dit koor krijgt een ander repertoire: muziek uit de jaren ‘60 en ‘70. Van André Hazes tot Simon and Garfunkel. We zoeken zo’n 40 á 50 zangers en we repeteren hier in het museum. Zo heeft dat er ook baat bij!